Eeuwen lang hebben in Stichts en Gelders Veenendaal twee windmolens gestaan: een standerdmolen op de “Molenpol” (bij de huidige Molenstraat) bekend onder de naam “Oude of Stichtse Molen” op Utrechts gebied en de “Nieuwe Molen”, een standerdmolen waar nu de stenen stellingmolen staat, op Gelders gebied (zie onderstaande kaart uit 1705). Op de plaats waar de “Oude Molen” heeft gestaan is in 1991 in de huidige Molenstraat een monument opgericht (zie onderstaande kleurenfoto’s).
Naast de twee windmolens zijn er in de 18e eeuw in Gelders Veenendaal een oliemolen en een grutmolen geweest. Beide molens werden met paarden aangedreven (rosmolens). In een grutmolen wordt boekweit gemalen of gebroken en werd het meel of de grutjes verwerkt in de veel gegeten pannenkoeken of gruttenpap.
Op 25 mei 1623 gaven de “Staten van Gelderland” aan Heer Henrick van Eck tot Harslo toestemming voor de bouw van een windkorenmolen in Gelders-Veenendaal. De eigenaren van de “Oude molen” tekenden hier onmiddellijk verzet tegen aan. De nieuwe molen zou namelijk geplaatst worden aan de Veldgensgraaf (de huidige Nieuweweg), pal op de grens van beide provincies, waardoor de afstand tussen de beide molens minder werd dan de met de “Staten van Utrecht” afgesproken halve mijl (3 km). De “Staten van Gelderland” hadden aan deze bepaling evenwel geen boodschap: die was in 1563 uitgegeven toen koning Filips II landsheer over beide gewesten was. Nu echter waren beide Statencolleges soeverein in hun eigen provincie. Utrecht had buiten zijn provinciegrenzen niets te vertellen, en Gelderland kon binnen zijn grenzen een molen laten bouwen waar het maar wilde.
De locatie was gunstig: een zandige ondergrond en iets hoger gelegen dan de omgeving. Deze molen werd bekend als de “Gelderse of Nieuwe Molen”. De afstand tussen de “Oude Molen” en de “Nieuwe Molen” bedroeg ongeveer 750 m. Vanaf ongeveer 1630 is de familie Van Eden al eigenaar van de “Nieuwe Molen”.
In volgorde:
Dirk van Eden geb. ±1630,
Maas van Eden geb. ±1660,
Brand van Eden geb. ±1690,
Gijsbert van Eden geb. 1737.
In 1773 trouwde Jan van Eden met Jannetie Schoonderbeek, zij kregen samen vijf kinderen. In 1815 lieten zij een schilderij van het gezin maken, gezeten in de huiskamer van de molenaarswoning met aan de muur een schilderij van de standerdmolen.
De jongste zoon Gerrit (1814-1881) werd eigenaar van de molen. Hij trouwde met Judikje den Dolder. Uit dit gezin werden zeven kinderen geboren van wie de zonen het molenaarsvak leerden. Eén zoon; Jan Jacob, kocht op 3 augustus 1891 molen “De Vriendschap” van Nicolaas Wolfswinkel uit Amersfoort. Deze molen was gebouwd door Wessel Klomp in 1872, waarschijnlijk molenaar te Stichts Veenendaal. De andere twee zoons Gerrit en Jacob en een ongetrouwde zuster Jaantje bleven met moeder Judikje (overl. in 1912) op de molen.
De foto hieronder geeft een beeld van de verdwenen standerdmolen.
Gerrit besloot de oude standerdmolen te slopen en te vervangen door een ronde stenen stellingmolen. Door verandering van de bedrijfsvoering had hij meer maal- en opslagcapaciteit nodig.
De standerdmolen werd gesloopt. Daarna werd de huidige stenen “Nieuwe Molen” gebouwd door Wijnveen te Voorthuizen en uitgerust met drie koppels maalstenen.
Het wiekenkruis was nu 7 meter hoger dan bij de standerdmolen. Om de kosten te besparen werden kap en kruivloer van een gesloopte achtkante binnenkruier-poldermolen in Noord Holland gebruikt. Deze kap werd, blijkens de inscripties, in 1828 gebouwd. Doordat de kap van een binnenkruier veel groter in doorsnede is, moest de gemetselde romp ook breder worden gemaakt. Dit feit had weer als voordeel dat er veel meer bedrijfs- en opslagruimte beschikbaar kwam dan gebruikelijk in de meeste stellingmolens.
Na de dood van Gerrit van Eden op 13 juni 1924 werd de molen verkocht aan Harm van Eden. Harm was de zoon van Jan Jacob, molenaar op molen “De Vriendschap”.
Harm van Eden was voordat hij de “Nieuwe Molen” kocht molenaar op de nu nog bestaande korenmolen de “Blom” in Amsterdam.
Harm heeft zonder problemen met windkracht gemalen tot 1945. Tijdens de oorlog viel de molen onder de voedselvoorziening, zodat iedereen zijn koren kon laten malen op de molen.
Daarna is de windkracht van minder betekenis geworden. De mengvoederindustrie begon zich enorm te ontwikkelen. Steeds meer soorten grondstoffen moesten er gebruikt worden om de mengvoeders te maken. De capaciteit bleef achter bij de vraag, zeker op windstille dagen. Zodoende werden er een elektrisch aangedreven hamermolen en mengketel onderin in de molen geplaatst. Vanaf dat moment kwam de windmolen stil te staan en verviel de molen steeds meer.
In 1954 volgde een restauratie door molenmaker Adriaens uit Weert, waarbij het gevlucht werd uitgevoerd met het stroomlijnsysteem Van Bussel (zie middelse foto hierboven).
In 1968 kreeg de molen nieuwe roeden en werd weer het oud-hollandse wieksysteem aangebracht. Ook werd bij deze restauratie het derde koppel maalstenen verwijderd en werd een elektrische elevator geplaatst. Vanaf die tijd werd de molen in bedrijf gehouden door vrijwillig molenaars, die hiervoor een speciale opleiding hebben gevolgd. Harm van Eden bleef na de opheffing van zijn maalbedrijf nog onderin de molen op kleine schaal voer verkopen voor huisdieren en hielp tot zijn overlijden in 1979 de vrijwillig molenaars met het maalvaardig houden van de molen.
De zoon van Harm van Eden is niet in het vak gebleven en heeft in 1976 de molen met bijgebouwen aan de gemeente Veenendaal verkocht. De gemeente heeft de molen op zijn beurt overgedragen aan de “Stichting De Utrechtse Molens”.
Momenteel wordt er op vrijwillige basis met de molen graan gemalen en vindt in de molenwinkel verkoop plaats van ambachtelijk gemalen producten voor menselijke consumptie.
Op de graanzolder is nu een elektrisch aangedreven koppel met kleine maalstenen aanwezig om bij windstilte toch te kunnen produceren.
In 1996 is de molen nog flink onderhanden genomen. Bij deze opknapbeurt zijn bijna alle zolderbalken van de graanzolder, stellingzolder en steenzolder van kunststof uiteinden voorzien en is tevens het vloerhout vervangen. Het gehele hekwerk van de wieken bleek verrot en moest vernieuwd worden. Ook de “korte spruit” moest plaatsmaken voor een hardhouten exemplaar. Daarna is de molen weer netjes in de verf gezet.
Donkere wolken pakten zich letterlijk en figuurlijk samen boven “De Nieuwe Molen” op zaterdagmiddag 9 maart 2002. Een relatief kleine doch zeer zware bui zorgde ervoor dat de bovenas brak waardoor het gehele wiekenkruis van de toen nog draaiende molen op het voormalig molenaarshuis stortte. Gelukkig bleven de in het huis aanwezige bewoners ongedeerd. Het duurde nog tot het voorjaar van 2004 eer de molen weer in gebruik kon worden genomen.
In 2009 kreeg de molen weer een werkend 2e maalkoppel terug, speciaal voor de productie van veevoeder. Ook werd na een bouwkundig onderzoek in dat jaar bekend dat de molen in feite een reus op lemen voeten was. Door het steeds verder uitwijken van het fundament, traden in de romp steeds meer scheuren op die voor steeds grotere lekkages naar binnen zorgden bij zware regenval. Dit heeft op zijn beurt weer een funeste invloed op de houten zoldervloeren in de molen.
Om hieraan definitief een eind aan te maken startte in juni 2010 een ingrijpende restauratie (kosten EUR 200.000,-) van de stenen molenromp. Eerst kreeg de molen een betonnen ring om het fundament en werd het resterende slechte stucwerk aan de binnenzijde geheel verwijderd.
In het najaar van 2010 werd aan de buitenzijde het oude voegwerk uit 1989 compleet verwijderd en vervangen door voegwerk wat beter past bij de metselspecie van 1911.
Bij het verwijderen van het oude voegwerk kwamen zwaar aangetaste vloerbalken van de luizolder en de kapzolder aan het licht. Met epoxy werden de koppen van deze balken hersteld. Na het aanbrengen van een nieuwe stucwerk aan de binnenzijde van de romp zal de molen weer jaren vooruit kunnen.